Café Murk, tehuis van de Roode Brug. (info  Evert en Wout Dekker en het U.N.)

Het café was al meer dan honderd jaar een buurt en volkscafé bij de Roode Brug. Van 1899 tot 1962 aan de Jagerskade en daarna aan de overkant van de Vecht. Het begon op 1 mei 1899 met Rudolph Murk. Rudolph droeg later de zaak over aan Bertus Murk, die vroeg is overleden. Zijn vrouw, weduwe Marie, de moeder van Nol, (tante Marie) hield het café overeind. De arbeiders werden in de jaren 50/60 wekelijks contant uitbetaald en vrij vaak werd dat bedrag bij Murk direct omgezet in sterke drank. Soms in die mate, dat men straalbezopen langs de Vecht naar huis liep. Dat resulteerde er dan in, dat er regelmatig iemand in Vecht liep en dan luid schreeuwde om hulp. De politie van post Roode Brug had hiervoor bij de brug een lange stok met een haak, die gebruikt werd om de man (soms een vrouw) op het droge te trekken. Naast het café was een poortje waar kratten bier werden opgeslagen. Als je een paar flesjes bier mee naar huis wilde nemen moest die in het café bestellen en afrekenen en mocht je ze zelf uit het poortje pakken, dat kon dus niet lang goed gaan.

Er was ook een visclub (het Jagertje), die altijd de gevangen vis mee naar huis (het café) namen, waar ook de prijsuitreiking werd gehouden. Op een keer was er een enorm grote vis gevangen. In het café zei iemand tegen een medevisser: als jij  die vis zijn kop afbijt, krijg je twee glazen bier. De wat aangeschoten medevisser had daar wel oren naar en stak de kop van de vis in zijn mond, zette zijn tanden er in en beet de kop er af. Het bloed en slijm zat hem tot in zijn oren.  Er was ook een kaartclub. Op een zondagavond werd er weer volop gekaart, tot plotseling het licht uit viel. Geen probleem zou je denken, maar er was wél een probleem, want de lichtkast zat in de zaak van bakker Boonzaaijer, die vlak naast het café woonde en een zeer gelovig man was. Toen hem werd gevraagd of hij het probleem wilde oplossen, kreeg men als antwoord, dat ze omwille van de zondagsrust om twaalf uur maar terug moesten komen.

 

Familie Murk in 1899 voor hun café aan de Jagerskade.

Visclub het Jagertje, met in hun midden eigenaresse mevrouw Murk.

Brand café Murk, info Utrechtsch Nieuwsblad - Oud Utrechter:

In 1956 nam Nol Murk het café over van zijn moeder, op dinsdag 14 augustus 1962 brak brand uit in het café. Buurtbewoner Jan Tomassen reed op die dag over de Jagerskade toen hij “brand, brand” hoorde roepen. Hij dacht eerst dat het een geintje was, maar al gauw zag hij dat er rook uit de woning boven het café kwam. Jan heeft toen eerst geprobeerd het café binnen te lopen, maar dat was door de sterke rookontwikkeling niet mogelijk. Voordat hij de kamer binnenging hoorde hij mevrouw Murk nog zeggen dat haar moeder en kinderen nog binnen waren. Het was goed dat ze dat tegen hem gezegd had, want nu wist hij waar hij naar moest zoeken. De rook was het ergste, het werkte meteen op zijn luchtpijp. Met een zakdoek in zijn mond probeerde Jan die rook uit zijn longen te houden. Een geluk was dat hij het huis van de familie Murk goed kende. Hij en Murk waren vogelliefhebbers, zodoende kwam Jan kwam nog wel eens bij ze boven. Het eerst redde hij de oude schoonmoeder. Toen hij haar in de stoel zag zitten was ze al bijna buiten westen.

Hij moet op dat moment oersterk zijn geweest, want hij heeft haar met één hand uit het raam laten zakken, zodat mensen op straat haar konden opvangen. Daarna moest Lidy, het dienstmeisje naar buiten, maar zij was vreselijk bang. Met haar had Jan de grootste moeite, want ze durfde niet door de vlammen. De kinderen van twee en vier jaar heeft Jan daarna voorzichtig laten zakken en omstanders hebben ze buiten opgevangen. Toen sprong Jan zelf uit het raam. Hij moest wel, want het werd veel te gevaarlijk. Hij sprong boven op een wagen met stenen die onder het raam was gereden. Toen Jan hoorde dat er nog een kind boven moest zijn, wilde hij weer langs de regenpijp omhoog klimmen. Hij was alweer bij het raam toen hij hoorde dat het vermiste meisje al buiten was gezien. 

Jan vond het vreselijk dat hij een papegaai en een hond niet meer kon redden.

Murk was zelf niet thuis toen de brand uit brak, omdat de dinsdag voor hem een rustige dag was en hij dan vaak ging vissen. Toen hij thuis kwam, was alles achter de rug. Hij was zeer geroerd door wat Jan had gedaan. De oorzaak van de brand was een petroleumstel dat onder een houten trap stond. Er werd daar een grote pan met gehaktballen gebraden. De brandweer was snel ter plaatse. Hoofdbrandwacht Overeem stond op een ladder te blussen en zag plotseling dat de vlammen die uit het raam van de eerste verdieping sloegen zijn weg terug afsneden. Hij vluchtte over het dak, terwijl collega’s hem met een fikse straal nat hielden. Op last van de brandweer werd uit aangrenzende panden uit voorzorg de huisraad verwijderd. Het nablussen heeft nog een uur geduurd, het café en de woning brandde totaal uit. De naastgelegen woningen kregen waterschade. De brand die op dinsdag was uitgebroken ontlokte iemand de opmerking: Ik heb vrijdag net mijn rekening betaald, had het café maar eerder afgebrand. Maar ook dat had niet uitgemaakt, want het grote schuldenboek had men uit het brandende café weten te redden.

Men had zeer te doen met de familie Murk, die alles kwijt waren. Omdat het huis geheel was afgebrand, was het voor Murk niet mogelijk de zaak weer op gang te brengen. De meningen over het schadebedrag liepen uiteen. Volgens de politie was de schade 30.000 gulden, volgens de brandweer 45.000 gulden. Murk zelf vermoedt dat de schade nog groter zal zijn. Er is namelijk ook een enveloppe met geld in de vlammen opgegaan, de verdiensten van enkele weken. Murk kon bij benadering niet opgeven hoeveel geld er in de enveloppe zat. Gelukkig was Murk wel verzekerd. 

Dat Jan Tomassen de held van de buurt was, kunt u zich wel voorstellen. Murk heeft Jan Tomassen voor zijn heldendaad een gouden tientje gegeven. 

Na de brand is café Murk medio jaren'60 een nieuw café aan de Omloop (later Anton Geesinkstraat) begonnen. Het grote schuldenboek kwam daar nog van pas toen er een oude bekende het café binnen kwam. Iemand hoorde Nol zeggen: Zo, dat heb ik al heel lang willen doen, toen liep hij op die oude bekende af, pakte hem bij kop en kont en smeet hem het café uit. Later bleek dat het om een wanbetaler ging die nog een rekening had staan van het oude café. 

 

Hoofdbrandwacht Overeem stond op een ladder te blussen en zag dat de vlammen die uit het raam van de eerste verdieping sloegen zijn weg terug            afsneden. Hij vluchtte het dak op, terwijl collega’s hem met een fikse waterstraal nat hielden. 

Op 23 januari 1963 werd Jan Tomassen door de toenmalige burgemeester de Ranitz van Utrecht op het stadhuis ontvangen, waar hij voor zijn heldendaad het diploma van het Carnegie Helden fonds heeft ontvangen.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb