Artikel van Ton van den Berg dat in 2006 werd gepubliceerd in het AD/UN.

Een emmer water kostte toen vier cent.

Hulpje Mathijs van der Hagen zijn taak als jochie was het ophouden van papieren zakken onder de vulmachine met antraciet. Zo'n zakje steenkolen verkocht zijn vader Arie voor de oorlog voor 25 cent. Hij had en steenkolenhandel aan de Bemuurde Weerd, genesteld tussen de oud Katholieke Jacobuskerk en de Flieruilensteeg. De kolen werden per schip aangevoerd over de Vecht. Net even buiten de Weerdsluis meerde het schip af aan de kade waar de steenkolenhandel was gevestigd. Werklozen die wat bij wilden verdienen, kwamen er op af, want er waren vele handen nodig om de zakken kolen naar binnen te dragen.

De steenkool kwam rechtstreeks van de Oranje-Nassau mijnen in Heerlen, die op de Weerdsingel in Utrecht een verkoopkantoor had met de baas Mullickhuijzen aan het roer. Ook verkochten ze soms antraciet uit Wales, een hele goede steenkool, maar wel duurder. Bij Arie Hagen (het van der, werd nooit uitgesproken) waren niet alleen steenkolen te koop. Omwonenden kwamen ook voor zeeppoeder, chloorpoeder, petroleum en aanmaakhoutjes. Die houtjes werden geleverd door opa Hagen die in de Hoogstraat bij de Rode Brug woonde en vanuit zijn huis kolen, aanmaakhoutjes en heet water verkocht.

Mathijs was graag bij zijn opa Cees, die aan het begin van de 20e eeuw met een schuit, met daarop een matras en een tafel, vanuit Polsbroek naar Utrecht was gekomen. Aan de Hoogstraat begon deze een waterstokerij. De eerste klanten kwamen er voor een potje voor het bereiden van koffie, wat opa de bijnaam de 'koffiebaas' opleverde. Later werd het gloeiend hete water ook aan de man gebracht in omringende buurten als Ondiep. Dit gebeurde met vaten op een kar, getrokken door een paard. Bijna duizend liter ging er in zo'n vat, dat 's ochtends werd gevuld vanuit de ketel waarin vierduizend liter water in de nacht ervoor warm was gestookt.

De grote ketel stond in huis en was helemaal ommuurd. Tussen de ketel en die muur van steen liepen roetkanalen, waar doorheen de vlammen en de warmte gingen van de oven die onder de ketel stond. Als je daar 's nachts sliep, hoorde je het borrelen van het water in de ketel. Nadeel was dat de warmte veel ongedierte aantrok. Mathijs zag talloze kakkerlakken en sprinkhanen.

Op de bok van de kar mocht Matthijs zitten, als opa Hagen, en later zijn vader Arie die zaak overnam, op pad gingen met water. Vrouwen die de was moesten doen, betaalden vier cent voor een emmer vol. In de oorlog werd dat een dubbeltje en tegen het einde van de waterstokerij in de jaren '50 was dat opgelopen tot een kwartje. Maar ook aan de deur in de Hoogstraat werd verkocht als mensen water kwamen halen in speciale tonnetjes. Bij gebrek aan steenkolen moesten de Hagens in de oorlog met paard en wagen op pad om de waterketel te kunnen blijven stoken. In de bossen in Driebergen en Zeist mochten ze geen bomen vellen, maar wel boomwortels uit de grond halen.

Matthijs hielp bij het zware werk, waarbij kettingen en bijlen gebruikt werden. Eenmaal terug in de Hoogstraat begon het werk van het met stalen beitels kloven van de wortels tot voor in de oven bruikbare stukken.

De waterstokerij hield op te bestaan in april 1956, want er was steeds minder vraag naar heet water. Maar ook, omdat de waterstoker ontdekte dat er iets als staatspensioen voor mensen van 65 jaar en ouder was.

Dat geld kon hij gewoon bij het postkantoor ophalen.

Waterstoker Cees van der Hagen, links van het paard, circa 1938, voor de waterstokerij in de Hoogstraat. (Bron: familie van der Hagen). Op de tank staat: Koop water uit mijn tank, kokend heet en helder blank. 4 cent per emmer. Midden: mevrouw van der Hagen vult een emmer met kokend water in de waterstokerij. Rechts Hoogstraat 61 ( toen 31) waarin de waterstokerij was gevestigd.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb