De Jonge jaren van Anton de Jong:
Mijn naam is Anton de Jong. Ik ben een echte Rooie Brugger, die geboren is op 9-11-1950.
Mijn moeder was in de jaren '40 getrouwd met Willekes, waar zij 5 kinderen mee had. Na diens dood is zij getrouwd met Luc de Jong, waar zij 2 kinderen mee had, één daarvan was ik. Wij woonden in de Pijlstraat, waar ze altijd in haar schort voor de deur zat en vaak een praatje maakte op de hoek van de Hoogstraat/Pijlstraat. Het was een arme tijd, maar we zijn nooit iets te kort gekomen. Ik kan me nog goed herinneren dat mijn moeder voor de deur zat en een visser zijn in de Vecht gevangen witvis bij haar kwam brengen. Als ik dan van school kwam rook ik de gebakken vis al van ver.
We speelden altijd op straat, als we 's avonds binnen waren speelden we het kaartspel kwartetten, of luisterden we naar hoorspelen op de radio, dat vonden we geweldig. We hadden niet veel luxe in huis, we hadden zelfs geen normale wc, maar een poepdoos die op de plaats stond, dat was een soort kist, met daarin een gat waar je voor een grote boodschap op moest gaan zitten. Onder dat gat zat een brede buis, waar vandaan de poep en pies naar een put (beerput) liep.
Doorspoelen gebeurde door af en toe een emmer met water in de poepdoos te legen, maar de poep en het krantenpapier waarmee we ons achterste afveegden, was altijd zichtbaar in het gat. Je kon het gat afdekken met een deksel, maar als je die er afhaalde kon je meestal zien wat je voorganger had achter gelatent.
Als de beerput vol was werd ie geleegd door de gemeente, die daar speciale auto's voor had. Dan werden door het hele huis kleden gelegd, waarop aan elkaar gekoppelde slangen, die vanaf de auto de beerput in gingen en werd de prut naar de auto gezogen. De stank was dan van straten ver te ruiken.
Er kwam regelmatig een scharenslijper (scharensliep) bij ons in de straat en dan riep hij: schááááááren en méssen slijpen, scháaááááren en méssen slijpen. Dan kwamen de mensen met hun botte scharen en messen naar buiten en lieten ze die voor een klein bedrag slijpen. Ik heb daar altijd met bewondering naar staan kijken, vooral als mijn moeder een mes liet slijpen.
School
Vanaf mijn 6e jaar heb ik op de Draaiwegschool gezeten. Ik heb daar alle klassen doorlopen, maar heb wel twee keer een klas over moeten doen. Het was een leuke tijd, maar een juffrouw die we klein duimpje noemden en in mijn ogen naar schatting 1.10 meter groot was, vond ik niet zo aardig. Meester Vogelaar van de vijfde klas was een toffe vent waar ik leuke dingen mee gedaan heb. Het was een lange man, met een ongelukkig handje en een neus van hier tot ginder, maar hij was heel aardig. Meester Gerling van de zesde klas had losse handjes, als ik in zijn ogen iets verkeerd deed, ook al vond ikzelf van niet, moest hij mij hebben. Toen ik weer eens klappen van hem had gekregen, werd ik zo kwaad, dat ik een bos sleutels van zijn bureau pakte en die naar hem toe heb gegooid. Ik raakte hem vol, prompt kreeg ik een draai om mijn oren en kon ik de gang op.
Op woensdag hadden we zwemles in zwembad Ozebi aan de Biltstraat, maar na een paar keer lessen ben ik niet meer gegaan. Ik vond het helemaal niks, dan bleef ik lekker thuis en ging ik de polder in. Mijn moeder mocht dat natuurlijk niet weten, dus deed ik net of ik naar school ging. Omdat ik heel vaak van school was gestuurd, moest ik me voor een gesprekje melden op het oude politiebureau Paardenveld. Daar kreeg ik te horen dat ik voor straf, als mijn vriendjes op woensdagmiddag buiten speelden, een aantal weken op het politiebureau moest komen. Dan lieten ze me een hele tijd in de gang zitten en kon ik na een paar uur weer gaan.
In de schoolpauze bleef ik vaak op school, dan mocht ik oude kranten sorteren en er bundels van maken, zodat die makkelijk vervoerd konden worden naar de papierhandel. Dat vond ik een leuk klusje en ik was weer even van de straat. Als er geen klusjes waren ging ik met meester Vogelaar een potje dammen. Meester Vogelaar kon heel goed dammen, maar ik won ook weleens, maar misschien liet hij me wel winnen.
Na de school verdiende ik een leuk centje bij. Bij ons om de hoek zat een lompen en metaalhandel, waar de voddenboeren hun lompen en metalen brachten. Als de voddenboeren binnen waren en hun bakfietsen nog buiten stonden, haalde ik daar wat ijzer af en leverde dat later in bij die zelfde metaalhandel.
De eerste jaren na school heb ik thuis gelopen en dat beviel me eigenlijk wel. Met mijn slechte cijfers, acht klassen lagere school en heel erg veel spijbelen, ben ik op 16 jarige leeftijd gaan werken bij OPG. Daar was mijn belangrijkste taak het inpakken van medicijnen voor de apothekers. Na een jaar mocht ik naar de afdeling order verzamelen en later op de afdeling goederenontvangst. Toen er bezuinigd moest worden was ik nog de enige op die afdeling en werd ik als 17 jarige afdelingschef over mezelf. Toen ik van vrienden hoorde wat zij in de bouw verdienden heb ik om opslag gevraagd en kon ik 15 gulden meer krijgen, maar in vergelijking met wat ik in de bouw kon verdienen was dat veel te weinig. Uiteindelijk ben ik in de bouw terecht gekomen, waar ik als leerling schilder 50 gulden meer verdiende.

Het guitige jochie (zonder bril) rechtsonder is Anton.
Reactie plaatsen
Reacties