Mijn eerste voetbalbroekje.
Als je vroeger als kind wilde voetballen, deed je dat automatisch bij DWSV, want als je aan de Roode Brug woonde, was dat je club. Je moest dan wel voetbalschoenen en een tenue hebben. Een zwarte broek, een wit shirt en zwarte kousen met een wit boord, maar daar was helemaal geen geld voor.
Mijn tante Marie, die twee deuren verder woonde, had nog een oude zwarte jurk, waar mevrouw Warmenhoven, volgens tante Marie, wel een voetbalbroekje van zou kunnen maken. Mevrouw Warmenhoven woonde ook op de Loevenhoutsedijk en vermaakte en herstelde als bijverdienste kleding.
Met de jurk onder mijn arm ben ik naar mevrouw Warmenhoven gegaan en heb haar gevraagd of zij daar een voetbalbroekje van kon maken. "Natuurlijk jongen", zei ze, en ze pakte direct haar meetlint om de maat te nemen. Toen ik het broekje na een paar dagen ging halen, moest ik het bij haar in de huiskamer eerst nog even passen. Toen ik wat treuzelde, zei ze: "Trek je broek maar uit hoor, ik zal heus niet kijken". Nadat ik het gepast had, zei ze: "zeg maar tegen je moeder dat het broekje goed zit en dat het 35 cent kost". Met mijn vader ben ik naar lederwaren en schoenmakersbedrijf Klessens op het Leidseveer gegaan om voetbalschoenen te halen. Daar kreeg je als lid van DWSV '10% korting’ en hoefde je ook niet meteen te betalen. Je kon de voetbalschoenen zo meenemen en dan zou meneer Klessens, tot dat het bedrag was afgelost, wekelijks fl 2,50 bij ons thuis komen halen.
Het waren Quick voetbalschoenen (kissies), met een stalen neus en onder iedere schoen 6 leren noppen (tossies), die met spijkers in de leren zool waren geslagen. Omdat ik met mijn voetbalschoenen aan naar het voetbalveld liep en er ook wel eens mee op straat voetbalde, sleten de noppen snel en kwamen de koppen van de spijkers er door. Om dat op te lossen werden de spijkers in de tossies geslagen, met als gevolg, dat de punten van de spijkers op den duur door de zolen heen gingen. Dat was, soms tot bloedens toe, erg vervelend onder je voeten. De enige goede oplossing was nieuwe tossies en er niet meer mee de straat op.
Mijn moeder heeft van wol, van een oude trui die was uitgetrokken, de kousen gebreid. Nu moest ik nog een wit shirt hebben, maar dat kon wel even wachten, want in de kast lag nog een wit overhemd, zo één met een gesteven boord, daarmee was mijn tenue compleet.
Hoe mijn eerste wedstrijd is verlopen is me niet bijgebleven, wel dat mijn overhemd na de wedstrijd snel gewassen moest worden, want dat moest ik de dag na de wedstrijd aan naar de kerk. Al snel bleek dat ik als keeper goed uit de voeten kon, dus moest er een keeperstrui komen, maar ik had nog een hele mooie trui in de kast liggen, die mijn moeder speciaal voor de zondag had gebreid. Een zwarte trui, met een horizontale witte streep, met daarin allerlei mooie zwarte figuren. Ik mocht die trui ook wel eens aan als ik naar het voetbalveld ging, maar dan kreeg ik wel de boodschap mee, dat ik de trui niet aan mocht houden in de wedstrijd. Maar ja, ik wilde er netjes uitzien en dan hield ik trui soms toch aan. Toen ik de trui weer eens aan had, was het veld erg modderig, dus toen ik thuis kwam waren de rapen gaar.
Maar gelukkig had ik voor de zondag nog dat witte overhemd in de kast liggen.
G.v.V.

Aspiranten elftal met onder andere: Leider Pauw, Bennie Krachten, Wim Dekker, Jan van Loveren, Dikkie Ludwig, Herman Pauw en ikzelf.
Reactie plaatsen
Reacties