De fietstocht naar een vriend.

“Voor je uit dromend”, denk je wel eens aan vroeger en kwam het in me op, dat toen ik zo'n 12/13 jaar oud was, we door een verhuizing onze vriend Leo van Rooijen kwijt raakten. De reden van die verhuizing was, dat Leo's vader, vanwege zijn werk bij de Nederlandse Spoorwegen was overgeplaatst naar Leiden. Toen we bij de verhuizing afscheid van hem namen, spraken we met hem af dat we in de grote schoolvakantie bij hem langs zouden komen.

Achteraf bleek dat een beetje voorbarig, want geld voor die reis was er helemaal niet. Ik had wel een fiets, die ik van mijn vader had gekregen toen hij een bromfiets had gekocht. Een vooroorlogse fiets, maar technisch nog redelijk in orde. Ik had de fiets zelf opgeknapt, zwart gelakt en beplakt met gouden transfers (plakplaatjes). 

Ik zou samen met mijn vriend Dikkie Nagelhout de reis gaan maken. Maar Dikkie had ook geen geld, maar ook geen fiets. Dus spraken we af, dat we op mijn fiets zouden gaan en om beurten zouden fietsen. Toen de dag daar was, gingen we vroeg op pad. De weg die we moesten volgen zat goed in mijn hoofd en het adres van Leo diep in mijn broekzak. Vanaf huis reden we eerst naar de Meern, vervolgens naar Harmelen, om daarna via Woerden de route langs de Oude Rijn te vervolgen.

Rond de middag kwamen we aan in Leiden en hadden we er zo'n kleine 60 km op zitten. Bij Leo's huis aangekomen zei ik tegen Dikkie: “als Leo nou maar thuis is”, want we hadden niet aangekondigd dat we zouden komen. Toen we door het raam naar binnen keken, zagen we Leo's moeder in de keuken staan, dat was een hele opluchting. Enigszins verbaasd opende Leo's moeder de deur en sprak ze de legendarische woorden: “Leuk dat jullie even langs komen jongens” en naar de fiets kijkend: “zijn jullie helemaal op de fiets gekomen?” “Ja mevrouw, want we wilden bij Leo komen kijken”. Maar Leo was er niet, die was ouder dan wij en werkte al, dus geen grote vakantie voor Leo en voor ons geen Leo. We mochten wel op Leo wachten, maar die zou pas om half zes van zijn werk thuis komen. Gezien de lange reis konden we daar niet op wachten. We kregen nog wel wat te eten en te drinken en toen we weggingen zei Leo's moeder: “ik zal tegen Leo zeggen dat jullie geweest zijn”.

Eenmaal op weg, zagen we een bord “Katwijk aan Zee, 9 km”. Dat leek ons wel wat, want we waren nog nooit bij de zee geweest. Daar aangekomen, legden we de fiets tegen de duinen en liepen we naar de zee. De zee was wild, maar deze kans lieten we niet lopen. We rolden onze broekspijpen op en liepen voorzichtig de zee in. Springend probeerden we de aankomende golven te ontwijken, tot dat Dikkie viel en een golf over zich heen kreeg. Hij had geen droge draad meer aan zijn lijf, maar gelukkig was het warm en zijn we, ondanks dat Dikkie van top tot teen nat was, aan de terugreis begonnen. Toen we nog maar net aan de terugreis waren begonnen voelde Dikkie zich niet lekker. Dikkie was van zichzelf al bleek, maar hij werd bleker en bleker en was tot weinig meer in staat. Uiteindelijk heb ik de tocht, met hulp van rugwind, met Dikkie achterop verder gefietst en waren we net voor donker weer thuis.

Leo schijnt daarna nog in Utrecht geweest te zijn, maar toen waren wij er niet, we hebben Leo nooit meer gezien.  

G.v.V.

Een soortgelijke fiets waarop we de tocht gereden hebben.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb