Jeugdjaren van Gerard Brons.
Mijn moeder droeg een witte schort, had een zinken emmer en een schrobborstel, ze boende de stoep. Net als de buren. Gezinnen met tien of twaalf kinderen woonden in kleine arbeidershuisjes, één slaapkamer voor de jongens en eentje voor de meiden. Pa en ma sliepen in de woonkamer. In bad ging je eens per week, in de tobbe. Eerst de meisjes, dan de jongens, de laatste had pech, want die zat in koud en vuil water. Mensen hadden weinig geld, maar er werd voor elkaar gezorgd. Geen eten? Dan liep je even langs de buren, er werd gedeeld wat er was. Vroeger was er veel meer reden voor stress, maar toch bestond dat vroeger niet. Mensen zorgen voor elkaar, voor de wijk. ‘Ook nu hebben mensen elkaar had nodig, maar tegenwoordig durft men dat elkaar niet meer te vragen’, vertelt Gerard Brons. Nu vindt iedereen het maar gewoon dat de gemeente alles oplost, de jongere generatie heeft geen tijd meer om te zorgen voor elkaar of voor de buurt. Vroeger deed moeder de was met de hand. Was het huishouden heel wat meer werk met zoveel kinderen en vader had twee banen. Toch was er tijd om te praten met elkaar, tijd voor het buurthuis of om een trui te breien. Vroeger waren de verhoudingen duidelijker. De Roode Brugbuurt was een arbeiderswijk. Iedereen werkte. En als de huisarts langskwam, nam je je pet af. Dat was een andere sociale klasse. Tegenwoordig wil niemand meer de man met de pet zijn, iedereen gaat voor de hoge hoed. Volgens Gerard heeft de wijk de pet hard nodig. Geen onderdanige arbeiders maar creatieve ondernemers. Hij vertelt over zijn vele banen, werkte bij de boer op het land, in de bouw en in de fabriek. Hij solliciteerde ooit als onderdirecteur bij een drukkerij en werd het nog bijna ook. Als jochie waren er creatieve manieren om wat bij te verdienen zoals water halen voor de dames op de bootjes. “Voor ons was dat gewoon tante Mien of tante Thee”. Een andere vondst was om met een oude auto een stukje te rijden over het Zandpad. Voor de meisjes hadden ze geen oog, ze keken in de achteruitkijkspiegel tot er een dure auto achter hen zat en trapten dan plotseling op de rem, met als gevolg een aanrijding. “En daar mocht nooit politie bijkomen, er werd altijd direct afgerekend. Ergens is het jammer dat de kinderen van nu dit nooit meer meemaken.”


Het huis waar Gerard woonde. Links het verlaten huis zo als het was in 1955, rechts na renovatie.
Reactie plaatsen
Reacties