Door Ton Elders: (Zoon van boer Toon Elders aan de Loevenhoutsedijk).

Ik ga het hebben over de jaren vijftig/zestig, toen je vanaf de Roode Brug via de Loevenhoutsedijk de polder in ging, waar wij naar links in de eerste boerderij woonden.

Wij keken ieder jaar uit naar de buurtfeesten in de Roode Brugbuurt, want dat was iets geweldigs. Dan waren de straten versierd met vlaggetjes en stonden er op de kop van de straten erepoorten. De erepoorten dienden als versiering, maar tevens als afzetting van de straten, want ze hadden liever geen vreemden in de straat. Meedrinkers hadden ze niet nodig, want dat konden ze zelf wel. Er waren drie buurtverenigingen, buurtvereniging Hoogelanden ( Hoogstraat/Pijlstraat), buurtvereniging Margriet (Loevenhoutsedijk) en de buurtvereniging Sint Moritz (Anthonieplein). Buurtvereniging Hoogelanden en buurtvereniging Margriet hadden hun eigen versiering,  hun erepoorten hadden ze in opslag bij ons op de schuurzolder. Later kwamen ze van het Anthonieplein vragen of zij hun erepoorten ook bij ons mochten neer leggen. Omdat we nogal last van de bewoners van dat plein hadden, zei mijn vader tegen ze: “ik vind het prima, maar dan ik wil van jullie geen last meer hebben. Als jullie nog een keer hout jatten, of achter het vee aanzitten, steek ik de boel in de fik”. Daarna hebben we nooit meer last van ze gehad.

Op de boerderij woonden we met zijn twaalven, vader, moeder en tien kinderen. Als compensatie voor de opslag werden wij altijd uitgenodigd om de buurtfeesten bij te wonen. Dat was een gezellige tijd, de saamhorigheid was groot en vele kinderen uit de buurt kwamen menigmaal op de boerderij spelen. De namen van toen die ik me nog herinner zijn: Arie, Ton en Doortje Voorn, Herman van de Brink (melkboer), Bart Goslinga (schillenboer), Arie van der Hagen (heet water boer), Henk van der Tier (wagenmaker), Wijnand van der Waerdt (kruidenier) (lange) de Hoog ( (ijswinkel Hoogie) Jan Baas (staalverwerking), de familie van Hoeijen, de familie Veerman, ouwe Henk de Koning en mijn vriend Stoffel de Rooij.

Iedereen stond altijd voor de ander klaar en als mijn vader met het buurtfeest bij de middenstanders langs ging, stond er altijd wel een borreltje of een biertje voor hem klaar. Bij Arie van der Hagen, de waterstoker in de Hoogstraat, legde hij altijd een kaartje, dan moest hij - als hij thuis kwam - eerst even eten en een uurtje liggen voordat hij de koeien ging melken. In die tijd was het buurtfeest de enige manier van feesten, waarvoor gespaard werd. Vakantie was er voor ons niet bij, want we moesten op de boerderij helpen, ook op zaterdag en als je als kind iets extra wilde, kreeg je te horen: “dan ga je er maar voor werken”. 

Gaandeweg werden de kinderen uit de buurt ouder en gingen ze de deur uit. Toen ook een groot gedeelte van de huizen werd afgebroken, verhuisden veel mensen en werden daardoor de straatfeesten van de Loevenhoutsedijk en het Anthonieplein opgeheven. Zo nu en dan kom ik nog wel eens oude buurtbewoners tegen en ga dan maar zitten, want al die jaren kun je niet in een uurtje vertellen. DAAR ZOU JE EEN SOORT REUNIE VOOR MOETEN ORGANISEREN, maar ja, we worden allemaal ouder. Ik zou over toen ook een boek kunnen schrijven, want daar ben je nooit te oud voor, dus wie weet. 

We hebben een gezellige tijd gehad, want bij iedereen kon je binnen lopen. Het was “ons kent ons, elkaar helpen” en zonder wat verdient het?

Boerderij hoek Loevenhoutsedijk/Sint Anthoniedijk.

Boer Elders en zijn zonen Ton en Gert.

Wat de boer niet kent.

Wat de boer niet kent, dat vreet hij niet. Dus liet boer Elders voor een stukje vlees zo nu en dan wat vee slachten en dat gebeurde gewoon in de schuur op de boerderij.  

Boer Elders had een aantal enorme varkens lopen, maar toen ik, Gerard van Veenendaal, op een keer de stal in kwam, kreeg ik de schrik vaan mijn leven. Daar hing een van die varkens in twee helftjes tegen een ladder. Een varken dat de dag daarvoor nog in de modder lag te zonnen. Bij navraag bleek dat boer Elders een van zijn varkens had laten slachten en dat was er niet zachtzinnig aan toe gegaan. Eerst hadden ze, met twee man sterk, de achterpoten van het varken vastgebonden om hem daarna tegen de muur te kunnen drukken en zijn keel door te snijden. Dat was een hele klus geweest, want dat varken woog wel 600 pond. Toen het varken voor pampus lag werden zijn haren er af gekrabd, waarna hij aan zijn achterpoten tegen een ladder werd gehangen en opengehakt. Daarna zijn de ingewanden er uit gehaald en bleef het varken nog een paar dag hangen zodat het vlees kon besterven. Op de derde dag werd het vlees door een keurmeester van het slachthuis van de Amsterdamse straatweg gekeurd en mocht het varken afgehakt ( kort gemaakt) worden. Varkenspootjes -  haasjes – speklappen - hoofdkaas – balkenbrij - karbonade enz, enz. Een deel van het vlees werd verkocht en de rest werd voor eigen gebruik in weckflessen gedaan!! Na afloop werd een flinke borrel genomen en was de slager voorlopig niet meer nodig. Er werden ook verschillende soorten worst van dat vlees gemaakt, die gekookt werden in een grote ketel die op een houtkachel in de woonkeuken stond. We zaten daar in spanning te wachten of er een worst zou knappen, want als dat zou gebeuren, mochten we een deel van die worst op eten en ja hoor, wat we hoopten gebeurde. Dat was dus smullen.

GvV.

Kwajongensstreken van Ton en Gert Elders. 

Konijnen fokken.

Toen de broers Ton en Gert wat ouder waren hebben ze heel wat afgelachen. Ze hadden voor zich zelf twintig konijnen op de boerderij, die ze het hele jaar door goed gevoerd hadden om ze met de kerstdagen te kunnen verkopen. Net tegen de kerst was er een konijn dood gegaan, dus konden ze er maar negentien verkopen, dat was jammer. Dat dode konijn hebben ze toen in de mesthoop gestopt, zodat het daar met de mest mee kon rotten. Toen ze alle konijnen verkocht hadden, kwam er een man van het Anthonieplein die ze vroeg of ze misschien nog een konijn te koop hadden. Maar die hadden ze niet meer, tenminste….. ze hadden er nog één, dat  dode konijn, dat ze een paar dagen daarvoor in de mesthoop hadden gestopt. Maar handel is handel dacht Ton en die zei tegen die man: “we hebben er nog één, die mag je voor 5 gulden hebben. Als je hem wilt hebben zal ik hem voor je slachten, dan kun je hem vanavond  komen halen”. Zo gezegd, zo gedaan en ging die man die avond dolgelukkig met dat konijn naar huis. Een paar dagen daarna zag Ton die man weer aankomen en zei hij tegen zijn broer Gert: “nou zijn de rapen gaar, daar komt die vent aan die we dat dode konijn verkocht hebben”. Toen die vent dicht bij was, stapte hij op Ton af en zei: “als jullie nog zo'n konijn hebben, dan wil ik hem wel hebben, want hij was heerlijk”.

Eenden fokkerij:

Ton en Gert Elders gingen daar wel eens een kijkje nemen en namen dan een paar eieren mee. Maar die paar eieren werden er steeds meer en ze gingen er steeds vaker naar toe. De meegenomen eieren stalden ze uit op het stenen bankje bij het poldergemaal aan de Loevenhoutsedijk en werden ze, afhankelijk van de grootte, voor 3 á 4 cent per stuk verkocht aan voorbijgangers. Dat was een leuk handeltje, pure winst. Toen ze weer eens op het eiland waren, werden ze door de eigenaar betrapt en moesten ze rennen. Maar de eigenaar kon ook rennen, die kwam steeds dichterbij. Gelukkig waren ze vóór hem de loopplank over en net toen de eigenaar op de loopplank wilde stappen, trok Ton de loopplank weg en lag de eigenaar in het water.

Dat was schateren.

GvV.

 

Ton en Gert Elders en het poldergemaal waar vanaf het stenen bankje voor het sluisje de eieren verkocht werden.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.

Maak jouw eigen website met JouwWeb