SokkeBart.
SokkeBart, zonder de n er tussen, want we komen uit Utrecht. Maar wie was SokkeBart en hoe kwam hij aan die naam?
De bewoners van de Hoogstraat, althans de oudere bewoners, zullen wel weten wie ik bedoel, inderdaad, mijn vader, Bart Goslinga. Ik was er nog niet, ik was nog aanwezig in de verrekijker van pa, maar ik weet wél hoe hij aan die naam is gekomen. Bart Goslinga woonde op nummer 56 in de Hoogstraat en was zoals ze dat in die tijd noemde, een landarbeider. Hij werkte bij groente telers in de omgeving van de Roode Brug en bij telers op het land waar nu de Verheulstraat, van der Steenstraat en de van Zijlstraat zijn. Die buurt, die net achter het Anthonieplein lag, noemden wij “de bouw”, wat voortkwam uit de nieuwbouw die daar in de jaren '50 gepleegd werd.
Het was in de jaren 1940 - 1945, toen Nederland bezet was door de Duitsers, bijgenaamd de Moffen. De Moffen hadden een bevel uitgevaardigd, dat burgers verplicht waren te voorkomen dat in de avond en nacht door ramen of andere openingen licht naar buiten kon schijnen. Was er buiten toch licht te zien dan werd de bewoner van het pand gesommeerd de ramen te blinderen. Ook de straatverlichting ging uit en dan mocht er niemand meer buiten zijn woning vertoeven. Maar Bart wilde zich na een dag zware arbeid nog wel eens ontspannen en dan was een potje kaarten de manier om zijn zorgen aan de kant te zetten. Eens in de week ging hij kaarten bij de familie Nelemans, een melkboer die net om de hoek van de Hoogstraat op de Loevenhoutsedijk woonde. Dat potje klaverjassen liep meestal een beetje uit, een uurtje geloof ik. Sorry dat ik het niet zeker weet, want ik moet ook maar van de verhalen uitgaan, tenslotte was ik toen nog een soort kikkervisje, of te wel, niet in levende vorm aanwezig. Na het kaarten moest Bart er voor zorgen dat hij ongezien, maar vooral niet hoorbaar, weer thuis kwam. Landarbeiders liepen nu eenmaal op klompen en die houten gympies maken veel herrie bij het lopen. Dus Bart trok zijn stoute schoenen aan en zijn houten schoenen uit en ging dan hij als een bliksemschicht op huis aan. Op zijn sokken dus. In die tijd was de enige ontspanning die de mensen hadden, door het raam gluren om te kijken wat er op straat gebeurde. Een enkele buur die mijn pa op zijn sokken voorbij had zien gaan, had dan wat roddelen, zeg maar te bepraten. Eerst was het Bart op sokken, maar dat werd al snel SokkeBart. Het heeft natuurlijk nooit in de krant gestaan, maar als de buren bij melkboer van de Brink, of kruidenier van de Waert (Weertje) in de winkel waren, ging het verhaal sneller dan de krant en zo ontstond het verhaal van SokkeBart. Mijn vader was één van de drie schillenboeren in de Hoogstraat. Wij op nummer 56, Alblas naast de smederij van Jan Baas en naast sigarettenwinkel van Dijk Jo Kuijer. Mijn vader moest vanwege zijn ziekte, hij had astmatische bronchitis, op houden met werken als landarbeider. Vochtig weer was de grote boosdoener en als het mistig was kon je hem horen bidden, dan riep hij Maria aan om meer lucht. Het was angstig om te zien hoe hij daar onder leed en dat lijden deden dan ook zijn kinderen. Hij had harde handen en als de jongens hem te snel af waren, gooide hij met wat om handen was. Ook dan kon hij goed bidden, maar dan in tegenovergestelde richting. Hij kon wel tien minuten schelden en vloeken, zonder ook maar één dubbele vloek te gebruiken. Zijn motto was, dus niet zo lekker voor zijn kinderen, zolang ik klauwen aan mijn lijf heb, (dit zei hij letterlijk zo) zal ik zelf werken voor mijn vreten.(ook dit zei hij zo). Alleen zijn kinderen, hoe jong dan ook, waren de verlengstukken van zijn handen en armen.(en dit ik zeg ik nog netjes). De kinderen hebben heel wat vrije tijd in het “bedrijf” van vader Sokkebart zitten. Ondanks dat ik vanaf mijn 11e jaar zijn “knecht” was en veel gevloek heb moeten aanhoren, ben ik ergens wel blij en trots dat ik de zoon van die SokkeBart ben. Ik ben tenslotte groot en oud geworden door het harde werken van die man. Alleen die ervaring,… dat heb ik niet op mijn kinderen uitgevoerd. Wel zijn idee, van zolang ik handen heb, zal ik voor mijn gezin zorgen. Aan werken, zei hij altijd, is nog nooit een paard dood gegaan. Dus wel werken voor je poen. Wel wil ik nog even kwijt dat de jongeren van tegenwoordig het veel te makkelijk hebben in vergelijking met vroeger. Ondanks het harde leven ben ik toch wel blij, te zijn groot gebracht in de Hoogstraat, waar het altijd gezellig was en als ik het over mocht doen, dan maar weer in de Hoogstraat en weer als zoon van SokkeBart.
Joop Goslinga.



Pa en ma bij het huwelijk van hun zoon Joop en schoondochter Nel in Breukelen. Pa eindelijk in het net. Hij heeft zelfs zijn rokertje netjes in zijn hand.
De drie eerstgeborene zonen. In het midden de oudste Lodie bijna 9 jaar oud, links Gerard 7 jaar oud en rechts ikke zei de gek, Joop 5 jaar oud.
Een Collega van pa op de schillenmarkt op de veemarkt, die toen aan de Croeselaan was.
Reactie plaatsen
Reacties