Vanaf de Roode brug ging de Loevenhoutsedijk over in de Sint Anthoniedijk, die liep tot aan Fort Ruijgenhoek. De Sint Anthoniedijk heette in de volksmond lange dijk, een aantal kilometers lange weg, met aan weerskanten weilanden en sloten. Halverwege, hoek oude Gageldijk, lag café de Driesprong (van Alfen).  Dat café was in vroeger jaren een berucht café, een trefpunt voor stropers, die veelal uit de Roode Brugbuurt kwamen. De stropers hadden het daar nog wel eens aan de stok met Achttienhovenaren, die de Roode bruggers messentrekkers noemden. In betere tijden gingen de heren Brons, de vader van Gerard, en Bontrop op zondag ook naar dat café. Ze gingen altijd met de fiets, wat goed te doen was. De terugweg werd meestal slingerend afgelegd, dat ging niet altijd goed. Op een keer reed meneer Brons de sloot in, wat hem een nat pak opleverde en van onder tot boven met eendenkroos zat. Eenmaal thuis zaten zijn zakken nog vol met eendenkroos.

 

 

Later was het café het clubcafé van onder andere VSK en Stichtse Boys. Links op de foto Peter de Rijk en rechts Dirk de Ruijter, beide uit de Hoogstraat. De andere mannen zijn voetbalmaatjes. Fietsers en wandelaars die daar langs kwamen deden er ook graag een terrasje.

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Utrechtse Stadskapel.

De Utrechtse Stadskapel, beter bekend als de Veermannen. Een straatorkest dat in de jaren ’50 en ’60 door Utrecht trok en ook randgemeentes bezocht. Een van de Veermannen was Gerrit Veerman, een buurtgenoot die in de Hoogstraat op nummer 60 woonde. De Veermannen verdienden hun brood niet alleen op straat, waar ze na een paar deuntjes met de pet rondgingen, maar ook op kermissen, bruiloften en partijen, eigenlijk overal waar ze geld konden verdienen.

Gerrit was een goede trompettist, die zelf muziek schreef, dirigent was van muziekkapel Don Bosco en leider/leraar van drumband Stella Maris. 

Van links naar rechts: Jan, Stoffel en Gerrit.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Bakker Boonzaaijer.

Al meer dan 100 jaar geleden zag de bakkerij van  Boonzaaijer het levenslicht. Toen de bakkerij nog op de Jagerskade/hoek Anthonietraat zat, wilden de jongens uit de buurt de toenmalige eigenaar Gerrit Boonzaaijer nog wel eens nog wel eens tuk nemen. De jongens wisten precies waar alle lekkers in zijn winkel lag en gingen dan met een paar man tegelijk de winkel in. Maar voor dat de al wat oudere bakker Boonzaaijer vanuit de bakkerij, die ver achter de winkel lag, naar de winkel was gesloft, waren ze al weer weg….., maar wel met iets lekkers. Sinds 1964 zit de bakkerij op de hoek Anton Geesinkstraat / Laan van Chartroise, die gerund wordt kleizoon Kees. Bakker Boonzaaijer heeft een groot assortiment en levert kwaliteit. Vanaf zijn 16e is Kees al actief in de bakkerij. “Hij vond school niet zo leuk, dus toen zijn vader vroeg of hij de bakkerij in wilde, hoefde hij niet lang na te denken. Het leukst vindt Kees het maken van banket en bitterkoekjes, dat doet hij met veel plezier. Het kost veel tijd, maar omdat hij het leuk vindt om te doen, blijft hij ze zelf maken. Ook bedenkt hij, net als zijn broer Karel die ’s nachts werkt, nieuwe broodjes, want je moet je klanten blijven verrassen. De echte topper is al 100 jaar oud: de sneeuwbal. Het familierecept van het gefrituurde broodje met crème is een echt succesnummer, ze komen er zelfs voor uit Den Haag! Maar Kees gaat zelf meestal voor iets hartigs, het saucijzenbroodje blijft zijn favoriet!”  En zijn brood, dat eet Kees het liefst met pasta of pindakaas

 

De bakkerswinkel op de hoek Jagerskade/Anthoniestraat, daarachter zat de bakkerij. Na de afbraak van de Jagerskade//Anthonietraat is de bakkerij naar de hoek Omloop (nu Anton Geesinkstraat) - Laan van Chartroise verhuisd. Op de achtergrond de huisjes van de Anthoniestraat, rechts afbraak van de dakpannen-fabriek.

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Van der Tier.

Een van de bedrijven die de buurt rijk was, was wagenmakerij van der Tier in de Pijlstraat. Het bedrijf was van drie broers, waarvan Henk boven het bedrijf woonde. De door hen gemaakte groentekar op deze foto is gemaakt in opdracht van hovenier Cees Kinnegin van het Zandpad. Behalve handkarren en paardenwagens heeft van de Tier ook laadbakken voor kleine vrachtwagens voor van Gend en Loos gemaakt. Toen in de jaren '50  het bedrijf te klein werd, is het verhuisd naar de Elektronweg 38 in de Lage weide. 

Henk van der Tier (links) bij de groentekar voor hovenier Kinnegin. 

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Bron: Utrechts nieuwsblad.

Tranen vloeiden in de Hoogstraat toen melkhandelaar Herman van de Brink en zijn vrouw Jo, hun melkzaak op de hoek van de Hoogstraat (52)/Pijlstraat voorgoed sloten. Herman had 45 jaar lang de wijk voorzien van melk, boter, kaas en eieren. Zijn vader was nog iets langer met de melkkar op pad geweest. Ook zijn zuster Marie (ouwe miechie) heeft vele jaren in de winkel gestaan. Herman heeft er een punt achter gezet, omdat zijn zoons niets voelden voor een carrière achter de melkkar en hij en zijn vrouw eindelijk van hun welverdiende rust wilden gaan genieten.

De buurtbewoners hebben het echtpaar op overdonderende wijze gehuldigd toen Herman zijn laatste ronde door de wijk had voltooid. Een comiteetje onder leiding van mevrouw de Rooij stond klaar met toespraken en cadeaus. Herman kreeg een forse doos sigaren, een rookstandaard en een liter jonge jenever. Zijn vrouw kreeg een schemerlamp en een bloemstuk. Er werd gekust en er vloeiden tranen. “Waaraan hebben we dat verdiend”, was alles wat mevrouw van de Brink kon uitbrengen.

Waarom de melkboer en zijn vrouw dat hadden verdiend was duidelijk, want deze mensen stonden dag en nacht voor iedereen klaar. Al kwam je 's avonds laat om een vergeten pakje boter te halen (en dat gebeurde nog al eens) dan werd je geholpen en of het nou goed of slecht weer was, altijd kwam Herman met een vriendelijk gezicht en een praatje aan de deur. Zijn vrouw - die de hele dag in de winkel stond - was net zo; het waren geweldige mensen. De mensen konden zich niet voorstellen dat de winkel er niet meer zou zijn. Een man uit de buurt zei: “Herman was wat je noemt een stille, maar een goeie kerel en een harde werker. Ik gun hem z'n rust en die liter jonge”. De melkverkoop werd overgenomen door kruidenier Benschop in de Hoogstraat.(nu 39 A).

 

--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Verhaal van een onbekende:

De Vecht schijnt ooit een riviertje geweest te zijn die de noordgrens van het Romeinse rijk was. Zo'n vijfenveertig jaar geleden heb ik mijn vriendje Jantje Scheepbouwer nog uit de Vecht gered. We dregden naar gestolen fietsen die hier bij honderden in de rivier waren gesmeten. Jantje lag midden onder de Rode Brug in het water maar kon niet zwemmen. Ik moest hem eruit halen met de dreghaak die we voor de fietsen gebruikten, maar kon met het lange ding niet zo goed mikken. Dus sloeg ik hem per ongeluk eerst een paar keer op z’n kop voordat hij de haak vast kon grijpen. Zo kreeg ik ‘m aan de kant en op het droge. 'Ik weet niet wat ik erger vond, verzuipen of nog zo’n klap op m’n kop,' zei Jantje toen hij weer op de wal stond. Jantje wreef nog eens over de bulten op zijn zere hoofd en de Vecht stroomde gewoon verder.

Langs de Vecht was de 'Benenkluif', zoals het bedrijf werd genoemd, waar van beenderen beenderlijm werd gemaakt. Een vies werkje. De bergen met botten dansten op de beweging van de talloze ratten, zo werd verteld. Het bedrijf stonk verschrikkelijk en als de wind verkeerd stond werd de walm van rottend vlees en bederf naar de Roode Brug geblazen. De Benenkluif zorgde er ook voor dat het water van de Vecht flink vervuilde, waardoor mijn vriendjes en ik de naar adem snakkende vissen er met een schepnet konden uitlepelen. Ik zette ze later weer uit in een klein meertje op de tuinderij van mijn opa en vader in Jutphaas.

In het verlengde van de Roode Brug, lag in een klein wijkje de Loevenhoutsedijk. Vroeger, toen daar nog geen wijkje was en de brug een eind buiten de stad lag, woonden daar veel struikrovers. De mensen van deze wijk werden ‘messentrekkers” genoemd. Daar ben ik in oktober 1952 geboren.

 

Jantje lag midden onder de Roode Brug in het water, maar kon niet zwemmen.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

De porder (kloppertje Willem) jaren '50-60.

Toen de gewone burgers nog geen geld hadden om een goede wekker te kopen, konden ze een porder bestellen die hen 's ochtend voor een klein bedrag wekte. Toen het eind jaren  '50 wat beter ging konden de meeste werkende mensen een wekker kopen. Bij ons thuis waren het vaste slapers, die nog wel eens door de wekker heen sliepen, dus lieten we de porder voor de zekerheid maar komen. Zo'n porder liep 's morgens langs de deuren en wekte je tegen betaling van een paar kwartjes per week. Hij klopte meestal met een uitgeschoven vishengel op het slaapkamerraam en bleef dan net zo lang tikken tot je met je slaperige kop voor het slaapkamerraam verscheen. De meeste mensen hadden hadden inmiddels een wekker aangeschaft, dus was hij eigenlijk niet meer nodig, maar sommige mensen lieten hem toch maar komen, wij ook, maar dat was meer omdat we het zielig vonden als hij zijn verdiensten zou kwijt raken. Toen wij eind jaren '60 naar een ander huis in de wijk verhuisden bleef hij ons trouw. We waren nog zo beetje zijn enige klant en als hij op het raam tikte waren we het bed al uit. Soms gebruikte hij de klepper in de deur, maar daar waren de buren niet zo blij mee. Hij kwam wekelijks zijn geld halen en dan gaven we hem altijd een fooitje, als tegenprestatie gaf hij ons 2 sigaretten, soms gaf hij ook wat fruit voor de kinderen, meestal een appel. Later kwam hij om de vier of vijf weken zijn geld halen, wat inmiddels 1 gulden per week was geworden en als mijn vrouw  hem vroeg, wat krijgt u van mij, zei hij steevast: kijk maar wat u kan missen mevrouw.

Ik had de indruk dat wij nog zijn enige klant waren, maar zo lang hij bleef komen lieten we het maar zo. Mogelijk wilde hij ons ook niet in de steek laten, of durfde dat niet te zeggen. Uiteindelijk is hij er vanwege zijn slechte gezondheid mee gestopt. 

 

Willem klopte met een uitgeschoven vishengel op het slaapkamerraam en bleef dan net zo lang tikken tot je met je  slaperige kop voor het slaapkamerraam verscheen.

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Dit artikel is geschreven door Ton van den Berg en werd eerder gepubliceerd in het AD/UN.

De groenteboer lacht en de jongen op de bok heeft z’n beste pak aan. Zo te zien is er blijkbaar iets te vieren. Wat, dat weten we niet, maar wel dat de vrouw rechts achter de kar opoe Van Rijn is en dat bijna onzichtbaar achter een mand, naast haar opa Van Rijn staat. De Van Rijns woonden in de jaren ’30 in de buurt van de Roode Brug, in de Hoogstraat op nummer 32. Ze hadden in die tijd ook nog een dochter met twee van haar kinderen op kamers inwonen. Dat zij ongetrouwd was leidde tot ordinair geroddel in de straat, zoals dat ze haar kinderen ’van de pisbak’ had. Wat een verwijzing was naar het openbare urinoir dat aan het begin van de straat stond. In het kleine huisje stond op zondag in het kleine voorkamertje altijd een fles jenever klaar voor het bezoek van zoon Kees, die dan met opa van Rijn een borrel dronk.

Voor kinderen was die ruimte normaal al verboden terrein, maar op dat moment was het helemaal maar beter er niet in de buurt te komen.

 

Familie van Rijn voor het huis in de Hoogstraat.

Reactie plaatsen

Reacties

Ad van der Woude
10 maanden geleden

Mijn vader vertelde mij dat Willem,door diegene die gewekt wilde worden - en dan heb ik het over 4 of 5 uur in de morgen - een klein geldbedrag moest betalen. (via een soort van abonnement)

Maak jouw eigen website met JouwWeb