
Jagerskade: van hier tot aan de Bemuurde Weerd lagen op zondag de boten ..

Bierhuis Anthoniedijk, een van de 17 cafe's aan de Vecht.

Zondagsrust Bemuurde Weerd.

Politiepost Roode Brug Hoogelanden Westzijde.
Er zaten van de Bemuurde Weerd tot aan de Roode Brug zeventien kroegen.Op zondag werd er niet gevaren, dan lagen de boten van de Jagerskade tot aan de Bemuurde Weerd. In 1908 kwam er een politiepost bij de Rode Brug.
De Roode Brugbuurt was een gevreesde buurt.
(Info Utrechtsch Nieuwsblad (1947) van oud politieman Jacob Schlooff.
Buiten de Weerd, de wijk tussen de Ooster, Noorder en Westerstroom en de stads buitengracht (Weerdsingel), was de enige buitenwijk die ommuurd was geweest en daarom Bemuurde Weerd heette. Deze wijk strekte zich uit tot aan beide zijde van de Vecht. De buitenwijk droeg in die tijd een landelijk karakter, met schuren en hooibergen en is meermalen prooi van de vlammen geworden. De buurt bij Roode Brug was vroeger een heel apart buurtje. Dat vertelde oud politieman Jacob Schlooff ooit. Vanaf zijn 14e jaar had hij in de buurtschap de Roode Brug gewoond. Hij diende in den Haag, maar keerde terug naar Utrecht, waar hij werd ingedeeld bij politiepost Bemuurde Weerd. Politiepost Bemuurde Weerd was gevestigd op de Kade nabij de Stadswaag, het politiebureau Roode Brug bestond toen nog niet. Als jongen woonde hij in de Hoogstraat en leerde hij zijn vrienden van de Roode Brug kennen, bij naam en bijnaam. Als jonge jongen was hij bevattelijk voor het goede en het kwade. Bij de Roode Brug woonden toen veel losse arbeiders. Als er bij zagerij R.J.Koker, (gelegen aan de Lauwerecht nabij de Knollenbrug), schepen met zware balken aankwamen, kregen de Roode Bruggers altijd de voorkeur, want hun nauwgezetheid was zó groot, dat een ongeluk bij het lossen was uitgesloten. Een borrel hoorde er bij en ook pruimtabak. Sigaretten kende men in die tijd nog niet. Er zaten van de Bemuurde Weerd tot aan de Roode Brug zeventien kroegen. De klandizie kwam vooral van de schippers, die van de Vecht door de stad moesten varen om in Vreeswijk te komen. ’s Zondags werd er niet gevaren, dan lagen de talloze schepen gemeerd van het Jodenkerkhof, nabij de Roode Brug, tot aan de Bemuurde Weerd. Toen vond men daar, voornamelijk langs de Vecht, onder meer een olieslagerij, een zeepziederij, een wolspinnerij, een vatenkuiperij, diverse smeden, een wagenmakerij, een brandspuitenfabriek, een beenzwart fabriek, een loodwit- fabriek, een kledenklopperij, een pottenbakkerij, twee dakpannenfabrieken tegenover elkaar aan de Vinkenkade en Hoogelanden Westzijde.
In de kroegen kwamen ook de arbeiders. Vooral ‘s maandags stonden de toonbanken in de kroegen vol met glazen, dan stond de waardin bij het uitgaan van de fabrieken met een potlood te noteren wie er aan de lopende band eentje kwam pakken. De verrekening volgde zaterdags. Toen de heer Schloof als agent dienst ging doen, gaf dat nog al eens aanleiding tot een kwinkslag. Als er door de fabrieken om assistentie werd gevraagd om beschonken of vechtende arbeiders te verwijderen, dan was hij de eerste die er heen moest. Het gebeurde zelfs, dat hij er vanaf de Weerd met een handkar op uitging om zo’n vrachtje op te halen. Hij had altijd succes bij die mannen, want hij kende ze van naam en wist van al hun onhebbelijkheden. Trouwens, ze wisten dat als zij een robbertje wilden vechten, hij gaarne van de partij was. Een jaar later kwam hij in speciale dienst om de reinheid van varkensstallen te inspecteren en als er iets niet in orde was, namen de Roode Bruggers gaarne zijn adviezen in ontvangst.
De leerplichtwet van 1901 gaf weer ander werk in deze buurt, al vonden de onderwijzers het onaangenaam dat een agent zich met het schoolgaan van de Roode Bruggers bemoeide. De aanstelling van een schoolopziener maakte aan zijn bemoeiingen een einde in dat opzicht. De Roode Brug was wel een brutale buurt, maar de saamhorigheid van de mensen en hun hulpvaardigheden waren prachtig volgens de heer Schloof en een voorbeeld voor tal van ‘nette’ mensen. Ook nu is er nog veel te waarderen. Op zondag trok meester Beumer als godsdienstonderwijzer en ziekenbezoeker de wijk in, dan is vader bij moeder dacht hij. Hij ging er vanuit, dat als ze dan een slokje op zouden hebben, dat de beste tijd was om ze te bewegen dat na te laten. Dominee Bronsveld kwam ook overal, maar de wijk was te groot en zijn tijd te krap, terwijl hij liever rustiger mensen in de Verenigingsstraat bezocht. In 1909 kwam er een politiebureau bij de Roode Brug, want beschaving was daar heel hard nodig. Daarvoor werd de buurt aan de Roode Brug bediend door het politiepersoneel van de Nieuwe Kade, maar dat werd gezien de grote afstand gaandeweg moeilijker. Herhaaldelijk moesten er stropers aangehouden worden, vaak onder hevig verzet en er waren dikwijls hevige vechtpartijen.
De politiepost Roode Brug heeft dienst gedaan tot 28 december 1971, daarna is er een nieuwe politiepost aan de Kaaphoorndreef in gebruik genomen.
Reactie plaatsen
Reacties
Foto zondagsrust Bemuurde Weerd: Op de hoek bij de singelafbuiging naar links stond de van Rijns mosterdfabriek.