
In 1827 werd aan de Vecht op een terrein aan de Hoogelanden een zwavelfabriek opgericht, die later werd uitgebreid tot een beenzwart fabriek dat uitgroeide tot een belangrijke industrie en tal van arbeiders een bestaan verzekerden. Op de kade de mandflessen waarin zwavelzuur werd vervoerd. Ondanks de hoge schoorsteen kreeg het bedrijf regelmatig klachten van omwonenden dat hun landerijen, heggen en bomen, planten enz. (...) door de giftige dampen (uit de fabriek) ernstige schade leden.
De Benenkluif, door Coen van Kasteel.
Sinds het eind van de 16e eeuw waren er in Amsterdam een zestig suikerraffinaderijen en deze hadden grote behoefte aan beenzwart voor het zuiveren van de suikeroplossingen en het ontkleuren van de suiker. Om aan deze behoefte te voorzien, richtte in de zomer van 1827 A.W. de Visser een beenzwartfabriek op aan de Hoogelanden oostzijde bij de Vecht. De fabriek was gunstig gelegen, want de Vecht vormde toen de snelste waterverbinding van Utrecht met Amsterdam. Na het overlijden van A.W. de Visser in 1838 kwam de fabriek in bezit van de familie Smits. In 1853 stierf P. Smits en nu nam zijn weduwe de leiding. Sinds die tijd stond de fabriek bekend als chemische fabriek Weduwe P. Smits en Zoon.
Intussen kregen de omwonenden tot ver in de omtrek last van de onaangename lucht van de benenkluif, zoals de fabriek genoemd werd en in 1965 verhuisde deze fabriek naar Vuren aan de Waal. Op de foto zien we een gedeelte van de beenzwartfabriek aan de Vecht; bij het brugje rechts, de Pellekussenbrug, werd overtollig water uit Maartensdijk in de Vecht geloosd. Op het brugje had indertijd de Pellekussenpoort gestaan, genoemd naar het geslacht Pellekus, dat een belangrijke rol in de Lauwerecht gespeeld had. Het brugje is er nog; het ligt tegenover de Noordseparklaan, die aan deze zijde van de Vecht ligt. De Pellekussenbrug werd door velen ook wel Speldenkussenbrug genoemd. Het stenen muurtje met de paal in het water zijn nog aanwezig; waar de fabriek gestaan heeft, is nu een open vlakte. De huisjes rechts zijn verdwenen; zij Stonden naast de huizen, die nu nog staan aan de Lauwerecht no. 157 en 159. Het watertje, dat onder het brugje in de Vecht uitkwam, is nu een dicht geslibde moddersloot geworden. De Pellekussenpoort was een van de vier voorpoorten, die zich buiten de hoofdpoorten bevonden: de Pellekuspoort buiten de Weerdpoort, de Gildpoort bij de tegenwoordige Museumbrug, dus buiten de Wittevrouwenpoort, de Danspoort aan het eind van de Gansstraat, dus buiten de Tolsteegpoort en de Doofpoort aan de Vleutenseweg bij de Tromstraat, dus buiten de Catharijnepoort. De voorpoorten waren waakpoorten, om de stad bij dreigend onraad tijdig te waarschuwen; bij de verdediging van de stad hebben zij nooit dienst gedaan. Sinds 22 juni 1973 heet de Hoogelanden oostzijde Lauwerecht.


De ingang van de benenkluif en de weilanden achter de benenkluif met onder andere zicht op de Dom en de molen in de Adelaarstraat.
Reactie plaatsen
Reacties
Goedemorgen. Mijn grootvader, Krijn Mooij, is wachtcommandant bij de politiepost aan de Rode Brug geweest tot hij in 1936 wegens ernstige diabetes is afgekeurd. Is daar nog iets over bekend? Of over de politiepost in het algemeen? Vriendelijke groet, Frans Mooij.