Bakker Jan de Groot.
( Info van Marianne Smit, kleindochter van bakker Jan de Groot).
Opa Johannes (Jan) de Groot wordt op 21‑05‑1896 in Utrecht geboren als derde kind van Franz Anton de Groot (geboren 1868 in Duitsland) en Helena van de Wurff (1864). Jan groeit op in het Katholieke gezin met zus Greet en de broers Lambertus, Frans, Leo en Nico. Het gezin woont in de Lauwerecht 155, een van de armste straten in Utrecht, gelegen langs de Vecht. Achter het huis houdt vader een buitenvolière met vogels. Opa groeit op in een armzalige tijd, vader heeft niet altijd werk. Soms werkt hij voor de gemeente en doet dan klussen met springstof (o.a. rooien van bomen). Er is geen cent in huis en geen enkele sociale hulp.
Het huis waarin het gezin woont wordt bestempeld als een goed huis. Er is een voorkamer, pronkkamer genoemd, met behoorlijke stoelen, twee mooie kasten en een tafel. De kinderen mogen daar niet binnen. Tussen deze kamer en de zogenaamde binnenkamer is een groot raam, waaraan moeder altijd veel werk heeft om het schoon te houden. Alles moet helder en schoon zijn. Desondanks ontbreekt het niet aan vliegen, waarschijnlijk vanwege de naburige beenzwartfabriek, in de volksmond de ‘benenkluif’. Na de Lauwerecht verhuist de familie via de Otterstraat naar de Johannes de Bekastraat.
Opa wordt in 1915 opgeroepen voor de militaire dienst en geplaatst bij de Compagnie Intendance troepen, waar hij in de militaire bakkerij werkt. Vanuit de militaire bakkerij begint opa zijn loopbaan als bakker bij Koetsier en Schmidt, in 1919 omgedoopt tot de Lubro. Hij is inmiddels getrouwd met een meisje uit de Bollenstreek en het paar woont aan de Gildstraat, waar drie kinderen worden geboren, waaronder mijn moeder. Opa wil zelfstandig zijn en neemt in 1922 de bakkerij, annex winkel aan de Hoogelanden Oostzijde nr. 15 over en begint er zijn eigen brood, koek en banketbakkerij. Het pand ligt niet ver van zijn ouderlijk huis aan de Lauwerecht. In de keuken van het huis komt het water uit een pomp en de wc is een poepdoos naast de buitendeur aan de toenmalige Hofsteeg.
De beginjaren zijn zwaar, het bakkers bestaan is hard werken en weinig rust. ‘s Morgens vroeg worden de ovens gestookt, terwijl graan/meel, water, melk, gist en vleugjes zout worden vermengd tot een klomp deeg. Met een kwast met water erover kunnen de broden met twee tegelijk op een lange schieter de oven in, om er even later bruin gebakken uit te komen. Het brood wordt aan de deur bezorgd. Met zijn opgewekte karakter bouwt opa een uitgebreide klantenkring op. Hij is goed van de tongriem gesneden en kan klanten aan zich binden. Er zijn in de jaren dertig meer dan 200 bakkers in de stad. Op bijna iedere hoek van de straat is wel een bakkerswinkel. De concurrentie is groot. Opa moet opboksen tegen broodfabrieken als de Korenschoof (gesloten in 1938) en de toenmalige Lubro.
Kleine zelfstandige bakkers als opa gaan om te overleven, naast brood andere producten maken: beschuit, koek en banket, marsepein, suikergoed en speculaaspoppen. In navolging van de grote coöperaties voert opa de (w)arme bakker een dividendsysteem met zegeltjes in. Om zijn klantenkring uit te breiden bedenkt hij een slogan en laat deze drukken op pamfletten en kalkt deze op zijn fietsmand (zie foto). Ook maakt hij reclame via een jaarkalender met de kreet ‘Eet brood van Jan de Groot en u is tevree. Op het moment dat de klanten de dividenden verzilveren, ontstaat er soms een liquiditeitsprobleem met de nodige spanningen in huize de Groot. Het echtpaar werkt ieder ruim honderd uur per week. Alles bij elkaar is het geen vetpot. Het Rooms Katholieke gezin is rijk gezegend met twaalf kinderen. Om de vele monden in het gezin te kunnen voeden, worden achter het huis kippen en varkens gehouden en is er een moestuin. Per week gaat er bij het gezin een mud aardappelen doorheen.
Aan het begin van de oorlog halen de Duitsers de machines uit de bakkerij weg. Opa laat zich dit echter niet welgevallen, het is immers zijn broodwinning. Nadat hij het bij thuiskomst ontdekt, haalt hij ze in op de Lauwerecht en weet hij het voor elkaar te krijgen dat de machines terugkomen. De Duitsers eisen dan wel dat hij brood voor ze bakt. Maar als opa laat zien hoe het brood eruit ziet (hij vermengde meel met zwart gruis) laten ze hem verder met rust. Begin 1940 krijgt de oudste zoon buikvliesontsteking. Hoewel hij de dienstplichtige leeftijd heeft, wordt hij na een lang ziekbed vrijgesteld van militaire dienst. Opa weet de gezagvoerders ervan te overtuigen dat hij zijn zoon niet kan missen in de zaak, waardoor deze niet wordt opgeroepen voor tewerkstelling in Duitsland. Bij razzia’s in 1943 duikt de zoon de onderoven in om het risico te ontlopen dat hij opgepakt zal worden. Het zijn spannende momenten als de hond des huizes bij een van de controles blaffend bij de oven blijft staan. De nietsvermoedende Duitser merkt op dat een hond niet thuis hoort in de bakkerij. Zodra de mof zijn hielen licht, haalt de familie opgelucht adem.
Als er na de spoorwegstaking geen benzine meer is, rijdt de oudste zoon twee keer per week met de mandfiets naar Amsterdam om meel te halen. Opa is lid van de reclassering en op zijn tocht naar Amsterdam neemt de jongen ook kleding van gevangenen mee, die thuis bij families is gewassen en gestreken. Opa is ook lid van de Sint Vincentius vereniging en daarom rijdt zoonlief ook altijd even langs bij de nonnen op de Keizersgracht in Amsterdam om daar hosties op te halen voor pastoor Welman van de Sint Joseph-parochie van de Draaiweg kerk. De pastoor staat in een goed blaadje bij opa. Hij krijgt regelmatig een halfje wit toegestopt, ongetwijfeld uitgewisseld tegen een glaasje miswijn.
In de oorlogsjaren hebben opa en oma in de buurt veel goeds gedaan. Het echtpaar ziet het als hun plicht de hongerige medemens te helpen, schrijft het Utrechtsch Nieuwsblad later in een interview (de datum 27-11-1968). Soms zitten er onderduikers in huis, op zolder of in de stallen achter. Bij razzia’s weet opa ze altijd buiten schot te houden door hen met zijn luide stem te waarschuwen. Als de buurman op een avond bij de familie zit te kaarten, moet deze noodgedwongen onder de tafel schuilhouden als er onverwacht Duitsers aankloppen. De meisjes blijven dan stokstijf op hun stoelen zitten, zodat hij onopgemerkt blijft.
De kinderen worden op allerlei momenten ingezet om de bakkerszaak draaiende te houden. Wanneer er een tekort aan krenten en rozijnen dreigt, wordt een kar met dadels aangevoerd. De kinderen helpen mee de pitten eruit te vissen. De dadels worden in stukjes met het deeg verwerkt tot krentenbrood. Als opa de hand legt op grote klompen zout, maken de kinderen die kleiner, zodat hij het kan gebruiken in de bakkerij. Een zeer moeilijk moment breekt aan als zijn oudere broer wordt opgepakt. Die broer die onderwijzer is in Gemert, helpt via het klooster van een andere broer, Engelse piloten ontsnappen. Door verraad valt hij in handen van de Duitsers en gaat naar concentratiekamp Vught. Opa spant zich op allerlei manieren in om hem vrij te krijgen. Dat lukt niet en zijn broer gaat op transport naar Neugamme. Op het moment dat de bevrijders eind 1944 Gemert bevrijden, overlijdt de onderwijzer in Duitsland aan ondervoeding en uitputting. Opa is daar door wekenlang niet aanspreekbaar.
Als hoofd van een gezin met negen meisjes bidt de Katholieke opa Onze Lieve Heer van het kruis: hoe raak ik al mijn dochters kwijt? Elke (aspirant) schoonzoon vertrouwt hij toe dat hij de beste van alle negen heeft. Zijn gebeden worden uiteindelijk verhoord en alle dochters (én de twee zoons) trouwen uiteindelijk. Na de eerste reeks huwelijken kondigt zich een nieuwe generatie aan. Als het eerste kleinkind, in de hoop op een verse boterham, hem aanspreekt met: opa, bo? staat opa vanaf dat moment bij de (klein) kinderen bekend als opa de bo. Op zondag is het een drukte van jewelste aan de Hoogelanden oostzijde. Kinderen en kleinkinderen komen wekelijks op bezoek. De kleintjes zijn gek op opa, ze krijgen een koetjesreep toegestopt, wat hem de bijnaam opa chocolade bezorgd. Oma de bo, die iedere week de repen op de markt inslaat, wordt daar oma chocolade genoemd. Als de drukte in huis hem teveel wordt, stuurt opa de kleinkinderen naar buiten om een ijsje te gaan halen bij Hogie, de ijsboer op de hoek van de Hoogelanden Oostzijde/Hoogstraat.
Opa heeft een fototoestel. Ieder jaar zet hij de kinderen op een rij voor een overzichtsfoto. Ook de kleinkinderen gaan in de jaren zestig op die manier op de foto. Opa in een goed humeur weet als clown de kleintjes te vermaken. Zo ging hij op een verjaardag op zijn handen tegen de muur staan, waarbij alle kleingeld uit zijn zakken valt. De kinderen storten zich er enthousiast op, maar moeten wel alles teruggeven, want opa de bo was een arme bakker, zoals hij zei.
Als voor opa de tijd komt met pensioen te gaan, willen de twee zonen hun vader niet opvolgen in het bakkersvak. De dochters verzekeren hem dat ze met elke jongen willen trouwen, als het maar géén bakker is. In het najaar van 1961 doet opa de bakkerij en de winkel van de hand, omdat de gemeente de grond nodig heeft voor stadsuitbreiding. Hij gaat met oma wonen in de Vlierboomstraat. Bij uiteindelijke sloop van de panden in 1971 worden onder nummer 15 restanten van een oude pottenbakkerij uit 1400 gevonden. De bakkersoven stond ongemerkt bovenop de middeleeuwse exemplaren. Hier is destijds een boekje over verschenen (Pottersvuren langs de Vecht, Anton Bruijn, 1979). De straatnaam Hoogelanden oostzijde wordt met de nieuwe woningbouw in 1973 gewijzigd in Lauwerecht.
Opa hield van een goede sigaar en een glaasje. Dat én een leven lang hard werken is hem noodlottig geworden, hij overlijdt op Kerstavond 1979 op 74-jarige leeftijd.

Rechts de bakkerij van Jan de Groot aan de Hoogelanden oostzijde.


Johannes (Jan) de Groot wordt op 21‑05‑1896 in Utrecht geboren als derde kind van Franz Anton de Groot (geboren 1868 in Duitsland) en Helena van de Wurff (1864). Jan (links op de foto) groeit op in het katholieke gezin met zus Greet en de broers Lambertus, Frans, Leo en Nico. Het gezin woont in de Lauwerecht 155, een van de armste straten in Utrecht, gelegen langs de Vecht. Achter het huis houdt vader een volière met vogels, waaronder duiven. Rechts de nog jonge Jan met de handkar.


Om zijn klantenkring uit te breiden bedenkt Jan een slogan en kalkt deze op zijn fietsmand. In de tweede wereldoorlog werden de kinderen op allerlei momenten ingezet om de bakkerszaak draaiende te houden. Toen er na de spoorwegstaking geen benzine meer was, reed Hennie 2 x per week met de mandfiets naar Amsterdam om zo’n 60 kg meel te halen. Voor Hennie was het bij zijn ritten naar Amsterdam altijd zaak om vóór de avondklok weer terug te zijn. Als dat niet lukte moest hij in Breukelen blijven overnachten. Vader Jan was lid van de Sint Vincentius vereniging en om die reden reed Hennie ook altijd even langs bij de nonnen op de Keizersgracht om daar hosties op te halen voor pastoor Welman van de Sint Joseph kerk aan de Draaiweg. De pastoor staat zo ie zo in een goed blaadje bij opa. Hij krijgt regelmatig een halfje wit toegestopt, ongetwijfeld uitgewisseld tegen een glaasje miswijn.


Na de eerste reeks huwelijken kondigt zich een nieuwe generatie aan. Het eerste kleinkind krijgt regelmatig een wit bolletje. Zodra hij opa ziet, zegt hij: opa, bo? Vanaf dat moment staat opa bij de (klein) kinderen bekend als opa de bo. Op de foto zijn vrouw Grada met het eerste kleinkind Ben. Als kinderen en kleinkinderen op zondag langs komen is het een drukte van jewelste aan de Hoogelanden oostzijde. De kleintjes waren gek op opa, ze kregen als ze op bezoek kwamen altijd een koetjesreep toegestopt. Opa kreeg hierdoor de bijnaam opa chocola. Oma Grada die iedere week de repen op de markt kocht, werd daar oma chocola genoemd.


November 1952 kreeg opa toestemming van B&W Utrecht om varkens te houden in een schuur, staande achter de pakhuizen aan het Jacobsplein dat achter de bakkerij lag, met nauwkeurige bepalingen dat hij 3 varkens mocht houden, dat de afstand tot het huis tenminste 30 meter moest zijn en hij de hokken schoon moest houden. In augustus 1953 kocht Jan voor fl. 16.000 de huizen en erven met schuurtjes en grond, staande en gelegen aan de Hoogelanden oostzijde 16 en 16a en Jacobsplein 1 tot en met 16. Achter de geraniums zitten was niets voor opa, hij kon zijn beroep niet opgeven. Elke morgen fietste hij naar de koekfabriek van Evenhuis in Maartensdijk om daar te werken. Op de terugweg wilde hij daar nog wel eens een café bezoeken, waar hij met sigaar en borrel zijn verhalen kwijt kon.
Reactie plaatsen
Reacties
De foto van de bakker op de fiets is gemaakt op de Herenweg. De zijstraat rechts is de Singelstraat en de fotograaf staat vlak bij de Kruisweg. Met in de verte de Korenschooffabriek.