Oprichting Stella Maris:
Toen kapelaan Jansen in 1948 zijn Stella Maris Jeugd-marine oprichtte in de Roode Brugbuurt, zal hij waarschijnlijk nooit hebben gedacht dat zijn groep Jantjes nog eens zou uitgroeien tot een organisatie zoals dat is geworden. Er werd begonnen met een groepje voetballende jongens in de Hoogstraat. Groot was de animo toen Kapelaan Jansen in 1947 enkele Roode Brug jongens om zich heen verzamelde en daar mee de grondslag legde voor het latere Stella Maris Werk. Aangezet door het enthousiasme, ontwikkelde Kapelaan Jansen een systeem dat was gebaseerd op reeds bestaande vormen van jeugdwerk.
De jongens bij de oprichting reeds 150 in getal, kregen allemaal matrozen-uniformen. De mogelijkheden die de Kapelaan de jeugd ging bieden, werden zo goed door de Roode Bruggers ontvangen, dat er na korte tijd al uitgekeken moest worden naar een passend clubgebouw. Stella Maris kon in het schoolgebouw aan de Anthoniedijk, dat werd ingericht voor zaal en balspelen, terwijl er ook mogelijkheden aanwezig waren voor biljart, handarbeid en andere gezelschapspellen.
Later in 1955, werd de ruimte te krap. Men vond in de Hoogstraat, de oude Anthonius-kapel wel geschikt. Deze werd in 1956 omgetoverd in een prachtig clubgebouw. De attractie van Stella Maris was de Drumband. Deze uit 60 man bestaande drumband is gegroeid en groot geworden onder de bezielende leiding van de heer G. Veerman uit de Hoogstraat. Van de oprichting af, heeft hij tijd noch moeite gespaard om de band te maken tot wat het is geworden. In 1949 was de band al zover, dat hij kon aantreden op de verjaardag van Hare Majesteit de Koningin in Soestdijk. Daar overstemde de band de muziek van andere aanwezige orkesten, waarvan enkele zelfs het ritme en de wijs verloren.
Kosten noch moeite werden gespaard om de jeugd ieder jaar een gezonde en ontspannende vakantie te bieden in de buitenlucht, ver van de duffe en bedompte stadslucht. Het eerste kamp kwam te staan in Schalkwijk, dat was in 1948. Daarna bezochten we onder andere Huis ter Heide, Soest, Noordwijkerhout, Vugt, Harderwijk, Oosterbeek, Lochem, Teteringen, IJmuiden, Oosterbeek, Groenlo, Oisterwijk, en nogmaals Oosterbeek. Dat dergelijke kampen nog al eens moeilijkheden met zich mee brachten, ondervonden we in Remmerden, waar een windhoos de keukentent met kachel en al mee de lucht in nam, of Vugt waar tijdens een buitenspel 3 jongens in de Drunense duinen verdwaalden. Een grote legermacht kwam op de been om de vermisten te zoeken. Of IJmuiden waar de leiding ’s nachts zat te waken bij een zieke jongen, zonder directe doktershulp en waar een van de jongens tijdens dit kamp aan zijn blinde darm geopereerd moest worden. Maar ondanks al deze moeilijkheden zag de jeugd er ieder jaar weer naar uit.
Er waren bij Stella Maris ook allerlei hobbyclubs, waar de jongens onder andere leerde figuurzagen en vaardigheden op konden doen in metaal- en hout bewerking. In veel huisgezinnen kon je bij Stella Maris vervaardigde voorwerpen aantreffen. Ook waren er hobbyclubs met een meer cultureel accent. Zo was er sinds 1956 een geheel eigen toneelvereniging, “dhie Vaerensghesellen” die al vele malen, voor volle zalen onvergetelijke avonden verzorgden. Voor de jongere meisjes was er sinds 1959 een operetteclub. Een van de successen was de opvoering van de kinderoperette Goudmuiltje. Ook op sportgebied heeft Stella Maris een toontje meegezongen. Er zijn door de jongens en meisjes prijzen behaald met biljarten, voetbal, tafeltennis, trefbal, kegelen en kaarten. Ieder Stella Maris jaar kende hoogtepunten. De zomerkampen, maar zeker ook het traditionele Sint Nicolaasfeest, Kerstviering, Carnaval en palmpaas optocht. Mede door de hulp van het bedrijfsleven was het mogelijk de kinderen fraaie en nuttige geschenken aan te bieden, die door de goedheiligman zelf werden uitgedeeld. Niet alleen de jeugd, maar ook volwassenen vonden hun plaats in Stella Maris.
Stella Maris groeide uit van 150 tot ruim 500 leden.

Mijn Stella Maris, door Joop Goslinga.
Voor de Katholieken bij de Roode Brug had kapelaan Jansen in 1949 een jeugdvereniging opgericht, met natuurlijk een verwijzing naar de bijbel. De vereniging kreeg de naam Stella Maris. (Sterre der Zee). Iedere Rooie Brugger kon nu een zeester worden, maar je moest wel aangesloten zijn bij de parochie van de Sint. Joseph kerk aan de Draaiweg. In het begin was de club alleen voor jongens, later mochten ook de meisjes zich aanmelden. Je moest een bepaalde leeftijd hebben om lid te mogen worden. Mijn twee oudere broers gingen elke week naar de Kapel in de Hoogstraat, waar in het zaaltje de kerkbanken opzij werden gezet om spellen te kunnen pelen.
Aalmoezenier Jansen had bedacht dat er spellen gespeeld moesten worden, onder het mom van, we moeten die schoffies van de Roode Brug een doel geven, om ze op welke manier dan ook aan het Katholieke geloof te binden. Of dit de reden was, of omdat eerdere oprichters dit hadden bedacht, weet ik niet, ik ben nu eenmaal in 1946 geboren en had toen misschien wel een speen in mijn mond. Maar naar mate ik ouder werd en de verhalen van mijn broers over Stella Maris hoorde, wilde ik daar natuurlijk ook op. Ze kwamen altijd thuis met wilde verhalen en zoals ze het nu noemen, een big smile op hun gezichten. Jopie zou en moest ook op de Stella Maris en eindelijk was het zo ver, op welke leeftijd weet ik niet meer. Met een dubbeltje voor de contributie in m’n hand ging ik voor het eerst naar Hoogstraat 33. Dat ik maar één dubbeltje hoefde te betalen kwam omdat al twee broers lid waren van Stella Maris. Kapelaan Jansen had daar goed over nagedacht, want hij wist dat in de Roode Brugbuurt geen veelverdieners woonden, om hun kinderen van straat te houden had hij deze regel bedacht.
Stella Maris was een verlengstuk van de kerk. Bij aanvang van een speelavond zongen we het Stella Maris lied, dat in het liederenboek van de kerk stond en natuurlijk ook de gebeden. Maar goed, ik zat op Stella Maris. Ik had een akela, zoals de juffrouwen genoemd werden, Akela Franssen, samen met, ik dacht Tonnie of Toba Huissen, de dochter van de fietsenmaker van de Draaiweg. Ik was nog niet geïnstalleerd, dus mocht ik mezelf geen Jantje noemen. Jantje was je tot een bepaalde leeftijd, ik dacht zolang je op de lagere school zat. Daarna werd je Adelborst en had je geen Akela meer, maar een Schipper, een naam die wat meer met varen en zee verkennen te maken had. Als je lang genoeg lid was en je netjes had gedragen mocht je een uniform gaan dragen, dus kon mijn moeder aan de slag om een marineblauwe trui te breien. Dat was een kleine moeite voor mijn moeder, want die breidde onze truien altijd zelf. Als we er uitgegroeid waren, werd de trui uitgehaald en de wol weer gebruikt voor een volgende trui.
Mijn trui was mijn moeders derde Stella Maris trui, net als voor mijn broers. De blauwe kraag die om de schouders werd gedragen werd genaaid door enkele dames uit de buurt en de parochie. Het fluitkoord werd gekocht bij een speciaalzaak. Of mijn ouders dat moesten betalen weet ik niet, dat gold ook voor de baret. Na, ik dacht één jaar, brak voor mij het hoogtepunt aan! Met nog meer nieuwe leden werd ik geïnstalleerd. Toen werd het clubgebouw weer een kapel en werd er voordat we de eed aflegde eerst een Heilige Mis opgedragen. Dat ‘slimme’ idee was van kapelaan Jansen, want dan waren de ouders ook weer eens in de kapel, want niet alle ouders deden altijd hun “zondagsplicht” om naar de Draaiweg te lopen om naar de kerk te gaan.
Hun kinderen, die op Stella Maris zaten, leerde in ieder geval bidden en door de installatie van hun kinderen hoopte hij ze in ieder geval wat meer van het geloof bij te brengen. Eindelijk was ik een Jantje en een echt lid van de Stella Maris. Ik ben daar vele jaren elke week dolblij naar toe gaan. Ik werd ook nog trommelaar bij de drumband van Stella Maris, die onder leiding stond van de heer Veerman. Ook iets waar ik graag naar toe ging en dan niet te vergeten, de jaarlijkse zomerkampen.




Kapelaan Jansen, pastoor Weldam, Sint Jozeph kerk, buurthuis Hoogstraat 31-33 waar de Anthonius kapel en een kleuterschool in huisde en buurthuis Anthoniedijk.
Hoogstraat 33 --- het Kapelleke.
Alle zunne, ik ben geen Belg, maar een Rooie Brugger, maar het klinkt zo lekker, het Kapelleke. Toen ik nog op de Rijnvaart zat en we vracht haalden of brachten naar de haven van Antwerpen, kreeg ik de gelegenheid om de stad te bezoeken en vond ik dit altijd lekker klinken. Als je dan in de kroeg een lekker Belgisch biertje zat te drinken en de Belgen zo hoorde praten, begin je, althans ik, te genieten van de Vlaamse spraak.
Er was ook een Kapelleke in de Hoogstraat, waar ik toen ik zo’n vier vijf jaar oud was, toen ik daar achter kwam. De Sint Josephparochie (Draaiwegkerk) had in de wijk Roode Brug het pand 31-33 in zijn bezit. In dit pand zat ook een kleuterschool. Ik heb daar ook nog een poosje opgezeten. We verhuisden al snel naar de school op de Anthoniedijk, want daar was meer ruimte. U moet weten, dat ook ik een kind ben van de babyboom die na de oorlog was ontstaan.
Naast de school Hoogstraat 33 woonden mijn oom en tante Piet en Greet Bicker. Het gebouw was elke zondag voor de vooral oudere bewoners van de Roode Brug. Dan werd daar een Heilige Mis gehouden, zodat de oudjes niet helemaal naar de Draaiweg hoefde te lopen. Kan me nog herinneren, dat als er plaats was, kinderen ook naar binnen mochten. Wat was dat handig zeg! Allereerst omdat het lekker dichtbij was, maar vooral fijn omdat dan de H. Mis korter duurde dan in de kerk aan de Draaiweg.
Dat kon zo maar een half uur korter zijn.
Wat ik me ook nog herinner, is dat er ook een organist was die met zijn orgel op de verdieping boven de ingang van het huiskapel zat. De organist was de heer van Dort, die tegenover de Kapel woonde. Hij was ook de koster van deze Kapel, wat hij samen deed met zijn vrouw. Het orgel had zijn beste tijd gehad en als ik het goed heb, vergeef me als het niet zo is na 63 jaar, was een trapper die lucht voor de balgen aanzoog defect. Ook de werking van de balgen was niet meer in orde. De oudere jongens Henny Hoeijen en Hans (knor) Voorn hielpen een handje door de riemen van de balgen op en neer te bewegen om zo de lucht in het orgel te krijgen en als ze dat te langzaam deden klonk het wel een tikkeltje vals. Of ze dat expres deden weet ik niet, maar aan hun lachende gezichten te zien zou het zo maar kunnen.
Maar ja, ik was nog zo jong, en dit is het enige wat ik me herinner. Toen later de Kapel werd opgeheven werd het gebouw gebruikt voor het net opgerichte Stella Maris.
Stella Maris presenteert: Bioscoop Hoogstraat 31-33.
Een bioscoop in de Hoogstraat, waar dan?, zullen sommigen zeggen. Ik haal het even uit mijn diepste gedachten. De Stella Maris bestond al weer een paar jaar en dit jochie deed bijkans met alles mee. Zomerkampen, de drumband en natuurlijk de wekelijkse spelen in de Hoogstraat en de Anthoniedijk. Kapelaan Jansen was helaas vertrokken uit de parochie, om elders, waar heb ik nooit geweten, als pastoor met een eigen parochie aan de slag te gaan en u mag het best weten, dat ik nu nog nieuwsgierig ben of hij daar ook een Stella Maris heeft opgericht.
We zijn enkele jaren verder en de adelborsten van het eerste uur, zoals Nol van Hoeijen en de oudste van de Nas, ik dacht Ad, waren nu leiders of schippers. Het ging voorspoedig in de Hoogstraat en de Anthoniedijk. De gemeente Utrecht gaf sinds kort geld aan jeugdhonken door de gehele stad en Stella Maris was er een van. Het geld werd niet gepot, dat mocht trouwens niet van de gemeente, het werd direct gebruikt om het sociale werk bij de Roode Brug meer glans te geven. Dit was ook altijd de wens geweest van Kapelaan Jansen. TV was er nauwelijks en de zondagen gingen vaak doelloos voorbij, maar niet voor ons, de kinderen van SokkeBart, wij hadden genoeg te doen met alle dieren in de stal. Toch waren er wat uurtjes over voor wat anders.
Meneer Veerman, die de drumband in zijn eentje had opgericht en elke zondag met de jongens oefende op de Anthoniedijk, had met enkele oud leden, die nu schipper waren, het idee opgepakt om op de donkere zondagen een filmvoorstelling te geven. Op de Biltstraat zat een winkel die voor alles kon zorgen, een scherm, een projector en een uitgebreide collectie films. Geen nieuwe bioscoopfilms, maar films uit de oude doos, zoals Stan Laurel en Oliver Hardy (de dikke en de dunne) en Charlie Chaplin. Maar ook keboy (cowboy) films, van bijvoorbeeld Roy Rogers, die door de kinderen Rooie Roggers werd genoemd, of Zorro en piratenfilms. Voor ieder wat wils.
Als er weer een donkere zondag was, of was voorspeld, hing er bij het Stella Maris in de Hoogstraat een flyer met de aankondiging dat er een filmvoorstelling zou zijn. Ook op de Anthoniedijk hing zo’n flyer en alsof mijnheer Veerman niet genoeg deed voor de club, ook bij hem thuis op het raam. De kaartjes werden verkocht bij meneer Veerman in de Hoogstraat 60. Men had keus uit twee voorstellingen. De eerste was om twee uur en de tweede om half vijf. Die van twee uur was altijd afgeladen vol, dus als je persé de film wilde zien, was je verplicht om die van half vijf te nemen. De filmvoorstellingen werden gehouden in de voormalige kapel in de Hoogstraat 33. Zo konden de oude banken van de kapel ook weer gebruikt worden. De projector stond op het balkon en het filmdoek daar recht tegenover tegen de achterwand.
Hennie van Hoeijen en Toon (de knor) Voorn waren meestal de operators.
Als de film was afgelopen en het was een keboy of piratenfilm geweest, kon je de klok erop gelijk zetten dat na een kwartiertje de jongens, maar ook enkele meisjes, de straat opgingen om cowboytje of piraatje te gaan spelen. Als het keboy spelen was, hadden we een speelgoedpistool en als je die niet had gewoon een kort stukje hout. Het schieten speelde zich altijd af rondom de zandbak bij de van Zijlstraat en dan waren de pang, pangs, niet van de lucht. Als het een piratenfilm was geweest hadden de jongens een lat waar een kort latje op was getimmerd, dat dan dienst deed als sabel.
Het was allemaal simpel, maar we waren vroeger met weinig tevreden en dat beetje extra kwam van Stella Maris.
Stella Maris 10 jaar.
Ik was iets ouder dan 12 ½ jaar, maar dat werd niet gevierd, al had ik dat best gewild, maar 12 ½ jaar getrouwd is wat anders dan 12 ½ jaar oud zijn.
Ik zat al verschillende jaren op de club, ook al enkele jaren op de drumband. Voor dit grote feest had meneer Veerman de jongens, meisjes waren er toen nog niet, een speciale mars laten in studeren. Pastoor Welman zou ook aanwezig zijn, want hij moest natuurlijk zien wat kapelaan Jansen allemaal bereikt had. De drumband had inmiddels een echt matrozen uniform, waar we erg trots op waren. Nu waren we echte matrozen en niet voor de sier, want met de Palmpasen optocht liepen we voor op.
Om aandacht te vragen voor het 10 jarig bestaan van Stella Maris, ging de drumband eerst de wijk rond, al hadden de leden dat allang rond verteld. Toen ik bijgaande foto in handen kreeg, zag ik daarop de heer Tielen, de vader van een van mijn eerste akela’s (leidsters). Mijn allereerste akela was juffrouw Fransen, maar die kon niet meer aanwezig zijn op de dag dat onze groep clubmiddag had. Wij dus naar akela Tielen en die kon wel op die dag. Met haar zijn we ook op zomerkamp geweest in Noordwijkerhout. Dat was geweldig. Haar vader, de heer Tielen, had een brandstoffenhandel en schonk elk jaar een mud kolen voor de Stella Maris loterij. Tielen was in die tijd een grote naam in de kolenbranche, die zijn opslagplaats had aan de Sypesteinkade. Hij woonde in de van Humboldstraat, een straat die bij de parochie hoorde.
De heer Tielen werd voorzitter toen Stella Maris subsidie kon krijgen van de Gemeente, maar dan moest Stella Maris wel een stichting worden. Op de foto ook pastoor Weldam. Toen was zijn gezondheid nog redelijk, maar later ging zijn gezondheid hard achteruit, maar hij weigerde zijn parochie te verlaten. Hij had net als mijn pa astmatische bronchitis, dus kort kortademig. Als hij op zondag om 9 uur een kerkdienst leidde, duurde die zeker een half uur langer, omdat hij tijdens het spreken tussen de zinnen door naar lucht moest happen. De kerkdienst die daarop volgde, kon dan niet voor het altaar gehouden worden en werd dan door een kapelaan naar een van de zijbeuken verplaatst.

19-05-1959:
Receptie ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van Stichting Stella Maris gezinswerk in Hoogstraat 33, met van links naar rechts kapelaan F.Th. Jansen, pastoor E. Welman, voorzitter A.J. Tielen, mevr. J. Asperslag - Jonker, H.M. de Beer, A.J.M. v.d. Brink en de secretaris van de H. Salvator jeugdzorg die een soldeerbout aanbiedt.
Reactie plaatsen
Reacties
Achter de Sint Jozefkerk was een R.K.Gerardus Majella school waar de fraters L.O. gaven. Daarnaast was het woonhuis van de fraters. De school had een hele grote speelplaats waar de fraters bij vorst 's-winters geweldig lange ijsglijbanen maakten. Ze hadden er zelf nog het meeste plezier in om met hun lange rokken over de baan te suizen. iets verder op (30 meter) kon je via een doorgangspoortje naar het z.g. armenschooltje waar ook een filmzaal was en wij de Dik & Dun films zagen.
Toon(de knor)vanVoorn moet zijn Hans van Voorn gr.Jules van Voorn